Wat wordt er verstaan onder actief blijven tot 65 jaar?

Opdat sommige kapitalen en afkoopwaarden in aanmerking zouden kunnen komen voor een fiscaal gunstig regime (hetzij de aanslagvoet van 10%, is vereist dat die kapitalen ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar) worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven.

Referentieperiode vóór de wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar)

De referentieperiode is de periode vóór de wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar) die in aanmerking moet worden genomen om vast te stellen of iemand al dan niet effectief actief is gebleven tot die leeftijd. De referentieperiode wordt vastgesteld op 3 jaar. De aangeslotene moet dus gedurende de laatste 3 jaren die onmiddellijk voorafgaan aan zijn/haar wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar) ononderbroken effectief actief zijn gebleven.

Voor werknemers

Om van het gunstig fiscaal regime te kunnen genieten, moeten de werknemers of bedrijfsleiders gedurende de volledige referentieperiode tot bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar) effectief nog een beroepsactiviteit hebben uitgeoefend.

Gelijkgestelde periodes

Bepaalde periodes van inactiviteit of van mindere activiteit kunnen evenwel met periodes van activiteit gelijkgesteld worden. Dit is in het bijzonder het geval:

  • voor de periode waarin het overlevingspensioen is verkregen voor zover daarnaast nog een eigen activiteit wordt uitgeoefend (ten belope van de toegelaten beroepswerkzaamheid);
  • voor de periode tijdens dewelke betrokkenen hun recht op het halftijdse brugpensioen doen gelden;
  • voor de periode tijdens dewelke betrokkenen werkloosheidsuitkeringen met bedrijfstoeslag genieten voor zover zij aangepast beschikbaar zijn als bedoeld in artikel 56, § 3, van het koninklijk besluit van 25.11.1991 houdende werkloosheidsreglementering. Aangepast beschikbaarheid houdt onder meer in dat men ingeschreven blijft als werkzoekende en meewerkt aan een aangepaste begeleiding. Deze aangepaste begeleiding gebeurt door middel van een individueel actieplan.
  • voor de periode van tewerkstelling in een “deeltijdse” arbeidsregeling;
  • voor de periode tijdens dewelke betrokkenen werkloosheidsuitkeringen genieten en derhalve
    • onvrijwillig werkloos zijn en dus geen passende opleiding of betrekking die wordt aangeboden weigeren;
    • beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt:
      • actief meewerken aan begeleidings- of opleidingsacties die de VDAB of BGDA kan voorstellen;
      • zelf actief naar werk zoeken via het raadplegen van werkaanbiedingen, spontaan te solliciteren, zich inschrijven bij interim-kantoren, enz.;
  • wanneer betrokkenen vóór hun 62ste hun voltijdse arbeidsprestaties of hun deeltijdse arbeidsregeling volledig schorsen in het kader van het voltijds tijdskrediet (art. 1, 1ste streepje en 3 tot 5 van CAO nr. 77bis) of andere loopbaanvermindering, maar vanaf hun 62ste tot hun wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar) hun arbeidsprestaties terug volledig hervatten;
  • wanneer betrokkenen ongeacht hun leeftijd, aanspraak hebben gemaakt op:
    • het recht op 1/5de loopbaanvermindering (art. 1, 2de streepje en 6 tot 8 van CAO 77bis);
    • het recht op vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking (art. 1, 3de streepje en 9 tot 10 van CAO 77bis);
    • een andere loopbaanvermindering tot maximum de helft van de voltijdse betrekking;
  • voor de periode van ontslag met recht op werkloosheidsuitkeringen: deze wordt gelijkgesteld met de periode tijdens dewelke betrokkenen werkloosheidsuitkeringen genieten (zie hoger);
  • voor de periode van ontslag als betrokkenen opzeggingsvergoedingen genieten en bijgevolg geen recht hebben op werkloosheidsuitkeringen, voor zover:
    • de werkloosheid voortvloeit uit omstandigheden onafhankelijk van de wil van betrokkenen (artikel 44 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering);
    • betrokkene als werkzoekende is ingeschreven en blijft (artikel 58, §1, 1ste lid, van hetzelfde besluit) én
    • beschikbaar is voor de arbeidsmarkt en actief zoekt naar werk (artikelen 24, §1, 3de lid, 5°; 56, §1, en 58, §1, 1ste lid, van hetzelfde besluit);
  • voor de periode van wettelijk jaarlijks verlof of de wettelijk voorziene inhaalrust;
  • voor de periode van wettelijke ziekte- of invaliditeit, waarbij de arbeidsongeschiktheid niet de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tot gevolg heeft en voor zover de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van ziekte (andere dan beroepsziekte) of ongeval (andere dan arbeidsongeval);
  • voor de periode waarin een vergoeding wordt verkregen voor tijdelijke, algehele arbeidsongeschiktheid of een vergoeding voor blijvende ongeschiktheid wanneer de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een arbeidsongeval, of waarin een vergoeding wordt verkregen voor volledige tijdelijke of volledige blijvende arbeidsongeschiktheid, wanneer de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een beroepsziekte.

Niet gelijk te stellen periodes

  • de periode vanaf wanneer het vervroegd pensioen is ingegaan, zelfs indien vanaf 62 jaar of later de pensioenrechten worden geschorst om bijvoorbeeld als uitzendkracht terug aan de slag te gaan tot hun wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar);
  • voor de periode waarin het overlevingspensioen is verkregen en waarbij de eigen beroepsactiviteit volledig is stopgezet vóór het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar);
  • de periode tijdens de welke een ontslagen werknemer die niet voldoet aan de voorwaarden om te kunnen gebruik maken van het stelsel van de werkloosheid met bedrijfstoeslag (het vroegere “voltijdse brugpensioen”) een aanvullende of extrawettelijke werkloosheidsuitkering krijgt bovenop de wettelijke werkloosheidsuitkeringen (pseudo-brugpensioen, ook wel canada-dry genoemd).
  • wanneer betrokkenen na hun 62ste hun voltijdse arbeidsprestaties of hun deeltijdse arbeidsregeling volledig schorsen in het kader van het voltijds tijdskrediet (art. 1, 1ste streepje en 3 tot 5 van CAO nr. 77bis) of andere loopbaanvermindering.

Voor zelfstandigen

Van de zelfstandige die tot het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar) en minstens gedurende de drie onmiddellijk daaraan voorafgaande jaren, onafgebroken aangesloten was bij een sociaal verzekeringsfonds en tijdens die periode effectief en volledig de in het kader van het sociaal statuut van de zelfstandigen in hoofdberoep verplicht verschuldigde sociale bijdragen heeft betaald, mag worden aangenomen dat hij effectief actief is gebleven tot aan de wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar).

Gelijkgestelde periodes

De periode vóór de wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar) waarin de zelfstandige activiteit volledig werd stopgezet ingevolge arbeidsongeschiktheid en de arbeidsongeschiktheid is erkend door de adviserend geneesheer van het ziekenfonds waarbij de zelfstandige is aangesloten.

Niet gelijk te stellen periodes

De periode vanaf wanneer het vervroegd pensioen is ingegaan, zelfs indien vanaf 62 jaar of later de pensioenrechten worden geschorst om bijvoorbeeld als uitzendkracht terug aan de slag te gaan tot de wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar).

<< Terug naar het overzicht FAQ’s werknemers